Op bezoek in de Agfa ontwikkelcentrale Arnhem
Dit bezoek vond in het voorjaar van 1976
plaats. Het gebruik van kleurendia's was in die tijd heel populair. Geen wonder, want
de kleuren waren mooier en de opnamen briljanter dan de afgedrukte
kleurenfoto's konden leveren.
De razendsnelle opkomst van de digitale fotografie heeft het gebruik van kleurendiafilms vrij snel overbodig gemaakt, hoewel sommige professionele fotografen nog steeds filmmateriaal gebruiken. Maar het gebruik is marginaal. Een gigant als Kodak staat zelfs aan de rand van een faillissement Agfachrome diafilms van het type CT18 hadden een gevoeligheid van 18 DIN of 50 ASA of ISO. Die films konden alleen in de centrale ontwikkeld worden. In 1976 bestond er ook al Agfachrome 50 en Agfachrome 100 (het getal wijst op de ISO waarde). Agfachrome 50 en 100 was zelf ook te ontwikkelen. Ik deed dat ook met één en later soms vier tegelijk in een ontwikkelkoker. Zie de Jobo hieronder. Als je veel films tegelijk moet verwerken, is het handiger om ze niet in een ontwikkelkoker te doen, maar allemaal aan elkaar te plakken en ze dan in een soort lopende band proces te ontwikkelen. Dat gaat voor een deel automatisch en is dus veel goedkoper. Het ontwikkelen van een film zou anders veel te duur worden. Een
belichte film stuurde je op in een zakje met je adres erop en je deed het
dicht met een splitpen. De super-8 film was de opvolger van de al voor de Tweede Wereldoorlog bekende dubbel 8 film. Op die film kon je bewegende beelden vastleggen. Dubbel 8 film was eigenlijk 16 mm film, met een
aangepaste perforatie. Na het ontwikkelen van de ongeveer 8 meter lange
dubbel 8 film werd hij geplitst in twee stroken van 8 mm en aan elkaar geplakt. Dubbel 8 zat op
kleine filmspoelen. De opvolger, Super-8 zat in een kunststof cassette. De
lengte was 15 meter en de perforatie kleiner, zodat het filmbeeldje groter
was. Diafilms zijn omkeerfilms. Dezelfde film is het
negatief en het positief. Ik kan het 't best uitleggen aan de hand van
zwartwit omkeerfilm. Dat was speciale zwart-wit diafilm, maar ik heb
uitstekende resultaten gekregen bij de zwart-wit Ilford Pan-F film. Dus
bij de normale zwartwit negatief films lukte het ook.
|
|
De film wordt belicht. De energie van het licht zorgt
ervoor dat de zilverbromide kristallen een gevoelige kiem krijgen. Waar
het lichter is dringt het dieper in de film. |
De ontwikkeling laat die kiem uitgroeien en omzetten
in metallisch zilver. In feite hebben we nu een negatief beeld. Een dunne laag waar weinig licht kwam en een dikke laag waar veel licht kwam. |
Dat negatief moet verdwijnen. Dat gebeurt in een bleekbad. Meestal geeft dat een sterke gele kleur aan de film. Na het bleken moet er daarom gespoeld worden. | Hierna wordt de film herbelicht. Dat kan met een lamp, maar het gebeurt veel vaker met een middel dat hetzelfde effect heeft: chemisch sluieren. |
Hierna wordt de film weer ontwikkeld, gefixeerd en gestopt.Nu hebben we een positief over: waar weinig licht kwam is de film zwart en waar veel licht kwam is hij helder. Klaar om geprojecteerd te worden. | Bij de kleurendiafilm gebeurt hetzelfde, alleen zijn
er dan drie gevoelige lagen over elkaar heen. Eigenlijk driemaal het
zwartwit proces, maar dan op elkaar.
De bovenste laag van de kleurendiafilm is gevoelig
voor blauw. Na de ontwikkeling wordt
dit geel. |
In de ontwikkelcentrale De eerste ontwikkeling van de kleurendiafilm vindt plaats in het donker, daarna wordt de ontwikkeling in een zuur bad gestopt en vervolgens wordt de film gespoeld. Hierna vinden de handelingen verder in het daglicht plaats. De film wordt gebleekt, zodat het negatief zilverbeeld verdwijnt. Hierna wordt de film in water gespoeld. Dan vindt de tweede (kleur) ontwikkeling plaats. Daarna wordt er gespoeld en wordt de film tenslotte gefixeerd. Dat houdt in dat het onbelichte zilverbromide in de filmlaag verwijderd wordt. Tenslotte wordt er weer goed gespoeld, om de diafilm lang houdbaar te maken.
|
|
De diafilm enveloppen worden geopend en zowel de films
als de terugzend enveloppen worden beide van hetzelfde nummer voorzien. Nu scheiden de wegen van de film en de enveloppen voor even. |
Het is belangrijk dat het lipje uit de film steekt. Veel mensen draaiden de film zover door dat het lipje in de cassete verdween. Deze mevrouw maakt in een lichtdichte "wisselzak" de filmcassette open, haalt het lipje naar buiten en doet de cassette weer dicht. |
In dit apparaat wordt de film in het houdertje boven
de rode knop gestopt. De machine (die dan dicht is, vanwege het licht)
trekt de film eruit, plakt hem aan de vorige film en trekt de rest van de
ruim anderhalve meter film uit de cassette. Dan wordt de film afgesneden,
het kokertje wordt omgedraaid en de lege cassette valt eruit. Dan wordt
exact hetzelfde gedaan met de volgende film. Als de rol met films een
diameter van ongeveer 25 cm heeft, wordt een nieuwe rol in de machine
gezet. Het spreekt vanzelf dat het plakband heel sterk moet zijn, want de film komt in een natte omgeving. |
|
Het inspoelen van de rollen met films gebeurt in een
donkere kamer. Daar bevindt zich ook een systeem met rollen (in het Engels
een "looper") waar een
"voorraad" film in zit. Als de nieuwe rol aan het eind van de vorige geplakt moet worden, kost dat tijd. En het ontwikkelproces moet doorgaan. Dat rollensyteem voegt dus film aan de lopende band toe, terwijl de aanvoer even stil staat. Die twee rekken met rollen worden daarna weer uit elkaar getrokken, om weer meer "voorraad" in het systeem te hebben. De eerste ontwikkeling moet in het donker plaatsvinden. Daarna wordt de ontwikkeling gestopt in een zure oplossing. Dan pas kan de film in het daglicht komen. Hier zie je dat. Je ziet ook hoe twee films aan elkaar zijn geplakt en het nummer van de film die nu uit de muur komt. Het kastje is een lichtsluis, want er mag geen licht in de donkere kamer komen. Als er in die donkere kamer iets mis was, kon men met infrarood licht en een infrarood kijker het probleem oplossen. De film is namelijk niet gevoelig voor infrarood licht. |
Hierboven worden de films na de eerste
ontwikkeling gebleekt.
De films lopen door diepe bakken, "baden" genoemd. De
vloeistoffen worden steeds rondgepompt. Die pompen leveren warmte af aan
de baden. Het spoelwater dat in het proces wordt gebruikt dient ook om de baden te koelen. Uit ervaring weet ik dat de temperatuur van de baden (dat zal hier rond 28 graden zijn) binnen tienden van een graad nauwkeurig moet zijn. |
Hier vindt de kleurontwikkeling plaats. Dat is de tweede ontwikkeling. De films worden steeds een rol opgeschoven, omdat de rollen niet recht boven elkaar zitten. Af en toe moet de film naar een volgend rek. Dan maakt hij als het ware een sprongetje, zoals aan de rechterkant te zien is. De ontwikkelinstallatie kan zo'n 3 km film per uur ontwikkelen. De film loopt dus redelijk snel over de rollen. En 3 km is goed voor zo'n 2000 diafilms! | Na de laatste spoeling worden de
waterdruppels op de film met een wisser en een vacuum zuigertje verwijderd. Daarna wordt de film bij (waarschijnlijk) zo'n 40 graden gedroogd. |
De droge film wordt uit de droogkast op een spoel gewikkeld. Hier zijn de films te beoordelen en hier worden ook de teststroken losgeknipt. | Niet iedereen liet zijn films inramen. Er kraste nog
wel eens een dia tijdens het inramen. Ik deed het inramen ook veel liever
zelf. De ontwikkelde diafilm werd daarom van een hoesje voorzien. Linksonder zit een rol met matte cellofaan folie en rechtsboven een met heldere folie. De rol met ontwikkelde diafilm is linksboven te zien. Wat er nu gebeurt is het volgende. De film wordt aan de onder-en bovenkant bedekt met de twee lagen folie. Een wieltje met aceton plakt die folie aan elkaar en de diafilm in folie wordt dan rechtsonder opgewikkeld. |
Deze rollen zijn al van folie voorzien. De nummers van de diafilms zijn ook goed te zien. | In deze zaal worden de dia's geknipt en in een mapje gedaan. Het uitgeknipte adres van het originele zakje wordt met dik tape op de langwerpige envelop geplakt. |
Het knippen van de dia's, met 6 dia's op een strook, is een nauwkeurig werkje. De mevrouw hier in beeld moet precies op het zwarte lijntje knippen, en niet in het dia zelf. | Dia's die ingeraamd worden komen aan zonder de folie laag. Een machine knipt elk dia uit, schuift dat in het half geopende raampje en drukt het raampje dicht. Er is een flinke voorraad Agfa diaraampjes in het apparaat en links ligt nog een voorraad die nog in plastic verpakt is. Rechts liggen de doosjes waarin de ingeraamde dia's komen. Die doosjes werden in het originele zakje weer teruggestuurd. |
Detail van een andere inraammachine. | Na elke rol werd een teststrook geplakt. Die werd na de ontwikkeling naar het laboratorium gestuurd en met meetapparatuur bekeken. Kleine verschillen die met het blote ook niet waargenomen konden worden, werden door de apparatuur wel degelijk gemeten. Bij afwijkingen kon men de filmband iets langzamer of sneller laten lopen, ontwikkelstoffen bijvoegen, de temperatuur aanpassen, enz. |
Op een hogere verdieping werden de ontwikkelstoffen
met water gemengd. Dat moest heel precies gebeuren. De poeders en
vloeistoffen waren afgemeten in pak of fles, maar de hoeveelheid
toegevoegd water moest goed kloppen. Het roeren gebeurt met
elektromagnetische trilplaten die zich in de vaten bevinden. In de ontwikkelmachine beneden moesten er regelmatig vloeistoffen aangevuld worden. Bij het spoelen verdwijnt er bijvoorbeeld bleekmiddel en fixeer. Hetzelfde geldt ook voor de ontwikkelstoffen. Maar daar komt nog iets bij. Ontwikkelaars raken uitgeput. Stoffen raken "op". Vaak wordt dan ook niet ontwikkelaar toegevoegd, maar alleen de stoffen die "op" zijn. In het Engels heten die stoffen "replenishers". |
Bij de super-8 films gaat het ongeveer hetzelfde als bij de diafilms. Omdat het gebeurde dat de super-8 film niet helemaal was gebruikt, werd de film in een soort weegschaaltje gelegd, waarmee men kon zien of de film helemaal gebruikt was. Een super-8 cassette bevat namelijk twee spoeltjes naast elkaar en als het ene spoeltje leeg was, en het andere vol, dan gaf de weegschaal een bepaalde waarde aan. Als een film niet helemaal gebruikt was, werd hij doorgedraaid met het apparaat op tafel. Ook deze originele filmzakjes werden weer gebruikt voor het ontwikkelde filmpje. Hier is iemand bezig met het uitpakken en nummeren van films en zakjes. |
Hier worden de cassettes in dozen gedaan. | Dit is een rek voor de super-8 film. Om ervoor te
zorgen dat niet alle kracht op de smalle film komt, worden de rollen
geholpen met draaien door middel van snaren. En het is ook zo, dat voor men met de ontwikkeling begint, er eerst door de hele ontwikkelmachine een blanco stroom filmmateriaal gespoeld wordt. Pas als die erin zit, kan men beginnen met draaien. Die blanco strook trekt de echte film uiteindelijk door de machine. Het is natuurlijk zaak dat de aanvoer van on-ontwikelde film nooit ophoudt. Anders kost het veel tijd om die blanco voorloopfilm steeds weer in te spoelen. |
Het proces verloopt hetzelfde als bij de diafilms. Aan de kleur te zien wordt hier gebleekt en gespoeld. Je moet er niet aan denken dat die smalle film zou breken. Het zal wel eens gebeurd zijn. En dan verwoest dat veel films, omdat ze zich dan veel te lang in bepaalde vloeistoffen bevinden. | Aan het schuim te zien, zou dit de tweede ontwikkeling kunnen zijn. Deze machine verwerkt hier 3300 meter film per uur en men zou spoedig overgaan op 4000 meter per uur, door de snelheid te verhogen. Dat betekent dat het aantal rollen uitgebreid moet worden, want een hogere snelheid betekent dat de film korter in bepaalde baden is. Door het aantal rollen uit te breiden kun je dat weer goedmaken. |
Al die ontwikkelde en gedroogde films gaan op een grote spoel en hier worden de aparte films op kleine spoeltjes gerold en er wordt een voorloopstrook aangelijmd. De kant-en-klare filmspoeltjes gaan dan weer in de originele zakjes naar de klant terug. | De film envelopjes worden aan het eind op een lopende band gezet en deze machine lijmt ze met warmte dicht. Daarna vallen ze in een bak, klaar om verzonden te worden. |
Sommige klanten gebruikten de meer professionele Agfachrome 50 en 100 films. Daarvan waren er te weinig om de grote ontwikkelmachine te gebruiken. Men gebruikte hiervoor het "verbaksysteem". De films hingen op rekken en werden een bepaalde tijd in de baden ondergedompeld. Omdat bij elke ontwikkeling een beweging nodig is, wordt in de bakken gebruik gemaakt van stikstof gas. De belletjes daarvan brengen de vloeistof in beweging. Bij de ontwikkelaars is het gebruik van lucht verboden, omdat de zuurstof de ontwikkelaars onbruikbaar maakt. De pompen en regeling van het verbaksysteem zijn hier te zien. | Hier hangen de films in de rekken. Toevallig zijn dit
ook kleinbeeldfilms. Het werd ook gebruikt voor de rapid- en instamatic
films. Ook de rolfilms en vlakfilms werden hier in aangepaste rekken
ontwikkeld. Verder is het met het verbaksysteem ook mogelijk om aan wensen
van klanten te voldoen. Als je bijvoorbeeld een diafilm van 100 ISO
belichtte als 200 ISO, kon je hem door een langere eerste ontwikkeling
gevoeliger maken.
Het verbaksysteem werd alleen voor kleine partijen gebruikt. |
Hans Walrecht, 2021 | Zie voor fotografie ook: http://www.hansonline.eu/beelden/foto.htm
De hele website: http://www.hansonline.eu/beelden/index.htm
|