Achtergrond bij de lezingen
Al
mijn lezingen zijn ontstaan uit interesses. Geschiedenis Veel
van de onderwerpen die ik bespreek passen in het domein van de geschiedenis.
Geschiedenis is een prachtig vak en ook heel belangrijk om ervan te leren hoe alles is
ontstaan. Om het heden te begrijpen moet je het verleden kennen. Al op de lagere
school genoot ik al van het vak en de boekjes ‘Van Hunebed tot heden’. Ik
wilde graag weten hoe de radio werkte, omdat dit apparaat mijn ongelooflijk
intrigeerde. Toen ik 12 jaar was, begon ik met het lezen van het boek ‘Zo
werkt de radio’. Toch wel moeilijk, maar een jaar later begon ik er opnieuw in
en toen werd alles veel duidelijker. In die tijd kreeg ik wel eens een oude
radio van mijn oom Piet. Dat waren altijd typen van net voor de Tweede
Wereldoorlog. Ik heb ook nog eens een zelfbouw radio uit de jaren 1920 gekregen.
Dat was heel leerzaam en op zeker moment had ik ook een universeel meter en een
informatie
boek over allerlei radiobuizen. Daarna begon ik met het repareren van radio’s
en versterkers, met het meest minieme gereedschap. Het vervolg ‘Zo werkt de
televisie’ las ik vrij snel uit. Een boek van Dirksen elektronica opleidingen
(waarin twee televisies helemaal van voor naar achter besproken werden) zorgde
ervoor dat ik al vrij snel ook televisies kon repareren. Het was allemaal nog met radiobuizen, eigenlijk mijn favoriet. Ze leken wel te leven en werden paars als ze met kortsluiting te maken hadden. De transistor was een levenloos stukje techniek, maar vanwege de lage spanningen en geen 'opwarmtijd' ook heel leuk om mee te experimenteren. Ik heb er heel wat schakelingen mee gebouwd. Als een soort afronding
werkte ik begin jaren 1970 met logische schakelingen -met Ic’s uit de 7400
serie. Maar dat werd min of meer geforceerd. Vanaf
dat mijn oma mij op zevenjarige leeftijd meenam naar het oude Schiphol Oost ben
ik in de luchtvaart geïnteresseerd geweest. Ik kocht er boekjes over, ook van
Hugo Hooftman, zoals velen met mij. Op zeker moment wilde ik meer over de
werking en het technische gedeelte van vliegtuigen weten. Dat werd getriggerd
toen ik later van iemand een boek kreeg over vliegtuig motoren. Inmiddels heb ik
veel boeken over de techniek in de luchtvaart, mede dankzij De Slegte in de
Kalverstraat in Amsterdam, want daar was altijd bijzonder veel over de
luchtvaart aanwezig. En dankzij internet kun je nu van over de hele wereld
interessant materiaal aanschaffen. Fotografie Er
stonden bij ons thuis diverse dozen met een bijzondere inhoud. Dat was de hele
inventaris van de donkere kamer van mijn opa, die een uitstekende hobby fotograaf was.
Vergrotings apparaat, witte en bruine glazen potten met metol, hydrochinon, natriumcarbonaat, kaliumbromide,
natriumthiosulfaat, etc. En een fles Rodinal. Het experimenteren was ook erg leerzaam. Bijvoorbeeld om het proces te verkorten, of films gevoeliger maken. Op zeker moment kwam ik bij mijn fotozaak een tweedehands Agfa dubbel-acht opwind camera tegen. En ik had ook een adres gevonden waar je voor f 3,50 zwart-wit filmrollen kon kopen van het Oost-Duitse merk ORWO. Dat waren 'omkeer' films, die een positief beeld opleverden in plaats van een negatief. Die filmpjes gebruikte ik op school om met de kinderen kleine verhaaltjes te maken en 'stop motion' films met auto's en poppetjes. Uit
diverse boeken met fotografische recepten heb ik een pakket samengesteld waarmee
ik deze films zelf kon ontwikkelen, in een Russische ontwikkeltank voor 10 m
film. Dat proces bestond uit een eerste ontwikkeling, spoelen, bleken,
herbelichten, opnieuw (maar nu positief) ontwikkelen, spoelen, fixeren en tot
slot goed spoelen. (zie ook http://www.hansonline.eu/agfa/
) Met
dezelfde techniek kon ik van Ilford Pan-F zwart-wit film ook heel briljante
zwart-wit dia’s maken. Geen kleur weliswaar, maar zwart-wit op zijn mooist. In
die tijd zag je in de kranten vaak bij een foto ‘Telefoto’ staan. Dat was
een manier om foto’s per fax over de hele wereld te verzenden. Televisie kende
ik al en de combinatie van foto en televisie wakkerde mijn interesse voor
‘Beelden uit de Ruimte’ aan. Dus hoe bijvoorbeeld foto's die bij Saturnus
zijn gemaakt hier op aarde terecht komen. Mijn derde
donkere kamer heb ik in de jaren 1990 gebouwd en gebruikt tot de digitale
fotografie kwam. De ouderwetse natte fotografie raakte op de achtergrond en het
is vrij lastig om tegenwoordig nog aan materiaal en chemicaliën te komen. Ruimtevaart Vanaf mijn prille jeugd ben ik al in ruimtevaart geïnteresseerd. De eerste informatie stond in onze krant en vooral de zaterdag bijlage daarvan. In 1961 kocht ik van mijn zakcenten een van de eerste boeken, een Prisma pocket over de ruimtevaart, van Gail en Petri. Vanaf de Russische Sputnik in 1957 begon ik plakboeken te maken. Tot ver na de maanlanding. En er kwamen veel meer boeken. We moeten niet vergeten dat er toen nog lang geen internet was, dus je moest alles op papier verzamelen, want dat was de enige bron. Tegenwoordig kun je bijna alles op internet vinden en is een volle boekenkast niet echt noodzakelijk (maar wel leuk!). De ruimtevaart interesse komt terug in de V2 lezing en Beelden uit de Ruimte. Sterrenkunde Sterren,
maan en planeten heb ik altijd al interessant gevonden. Van een van mijn broers
hoorde ik dat er in Den Helder een sterrenkunde club was, Zenit genaamd. Dat
leek me wel wat. Het gevolg was, dat ikzelf en mijn broers Rob en Aad lid
werden. Zelf was ik al vrij snel secretaris en dat ben ik ook lang gebleven. Dat
was een leuke baan, want dat maakte het mogelijk om sprekers uit te nodigen,
waarnemingen op te zetten, tentoonstellingen te maken, een paar buitenlandse
sterrenkunde reizen te organiseren, etc. Voor de tentoonstelling over de planeet Mars besloten we om een diaserie te maken en te verkopen. Van het een kwam het ander en al spoedig werd de Stichting Cosmogram opgericht. Ik was de fotograaf van de stichting en de dia's werden af en toe op een clubavond geknipt, ingeraamd en in een plastic map geseald. Op zeker moment kregen we een erg grote order, die 5000 dia's omvatte. Toen moest het roer omgegooid worden. Er kwam een speciaal diakopieer apparaat, een Bowens Illumitran. De kopieën werden nog met de hand gemaakt: de bal van de luchtonspanner inknijpen, flits en dan 7 seconden wachten tot de flitser weer opgeladen was. De camera had al een motordrive, dus dat was handig bij het transporteren van de film. Toen besloot ik om mijn Sinclair Spectrum computertje via zelfgeschreven software en een stukje elektronica geschikt te maken om het kopiëren automatisch te doen. Ik moest alleen een kabeltje aan de camera ontspanknop te solderen. Ik kon de wachttijd voor de flitser instellen en het aantal achter elkaar te maken opnamen. Dat scheelde een boel werk. Rond die tijd besloten we ook om de films bij Agfa te laten inramen. Er was alleen een probleem. Dat instellen van de inraam machine is handwerk. En dat wordt ingesteld op het zwarte lijntje tussen de dia's. Het gevaar lag op de loer dat er bij een filmstrook met 36 maal een dia van Mars op zwarte achtergrond iets verkeerd gedaan kon worden en de dia's door midden zouden worden geknipt.. Daarom begon ik bij elke nieuwe film met het belichten zonder dia, zodat ik twee blanco opnamen had, waarop het zwarte lijntje goed te zien was. En elke doos met tientallen belichte dia films bevatte een verhaaltje met hoe te handelen bij Agfa en die doos was altijd geadresseerd aan een vaste contactpersoon. Uiteindelijk
hadden naast een paar boekjes en NASA badges zo'n 85 verschillende diaseries,
waarvoor Rob de meeste diabeschrijvingen maakte. Al met al zijn er een kleine
100.000 dia's gemaakt. In de sterrenkunde kwam deze hobby samen met fotografie. Daarvoor gebruikte ik de zwart-wit Kodak Technical Pan 2415 35mm film. Er was wel een probleempje, want die film was alleen op 30 meter rol te krijgen. Met een apparaatje kon die film in totale duisternis inspoelen op gebruikte kleinbeeld filmkokertjes. Ik weet het nog: 41 slagen aan een slingertje. Dit was een perfecte film met een fijne korrel en iets rood gevoelig. Hij moest ontwikkeld worden met een speciale Kodak ontwikkelaar die een contrastrijk beeld opleverde. Uit een 30 meter rol kon ik 16 kleinbeeld films. Erg veel voor mij alleen, maar al snel begonnen anderen op de club het ook te gebruiken. Op elke vrijdag nam ik onbelichte films mee naar de club en belichte films weer mee terug. Ik kon maximaal 4 films per keer ontwikkelen. Ik heb nog verscheidene van die lege 30 meter blikken liggen. In 1982 werd de Floriade gehouden aan de noordkant van de Gaasperplas bij Amsterdam. Er werd een planetarium gebouwd en mijn broer Rob was lid van het productieteam bij het opzetten van de eerste shows. Daarbij ging het niet alleen over de sterrenhemel, maar ook om verhalen, zoals 'De Ster van Bethlehem'. Diaprojectoren lieten onderaan de koepel landschappen zien, door de lucht bewoog een komeet. Maar als je een dia van een komeet met spiegels op de binnenkant van de koepel vertoont, zie je dat de zwarte achtergrond van het dia donkergrijs is. En dat is geen gezicht. De oplossing was om alles wat niet vertoond moest worden met afdek lak te bedekken. En dat met een heel fijn penseeltje. Dat was een heidens karwei. Ik dacht dat het beter kon. Ik maakte van een voorbeeld dia zowel een kopie als een opname op zwartwit film. Na ontwikkeling van die zwartwit film maakte ik een contact afdruk op grafisch materiaal, dat een sterk contrastrijk resultaat opleverde: alleen zwart of alleen doorzichtig. Dat was het maskerdia. Daarna moesten zowel het kleurendia als het maskerdia uiterst precies over elkaar gelegd worden, vast gezet en gemonteerd in een glas raampje. De dia's van de landschappen kwamen uit Amerika. Ik geloof dat er 12 nodig waren om een aaneensluitend landschap te maken van 360 graden. Ze waren van een groot planetarium en de diameter van het planetarium in Amsterdam was kleiner, dus moest ik dat oplossen door alle dia's iets te verkleinen. Dat moest proefondervindelijk, dus dat kostte heel wat dia's. En ook die dia's kregen weer een masker. Verder maakte ik maskers in diverse vormen en maten, meestal een ellips. Stond Galileo Galilei in zijn eigen lijstje! Vanwege de snelheid ontwikkelde ik de diafilms zelf. Heel vaak kwam Rob 's morgens vroeg op weg naar het planetarium even langs om al het materiaal op te halen en weer nieuw materiaal te brengen. Dat was een drukke tijd, want ik had een dubbele klas met 34 koters en was sinds maart 1982 ook nog waarnemend hoofd (zo heette dat toen) van een lagere school. Maar het
was interessant en een leuke bijverdienste. En... ook
dit heeft weer een link met de lezing 'Beelden uit de Ruimte'! Oorlogen We
weten heel veel over de Tweede Wereldoorlog, niet in de laatste plaats omdat het
een oorlog was die velen nog hebben meegemaakt, of er van hun ouders veel over
hebben gehoord. Ik ben van net na die oorlog en er ging thuis zeker tot
halverwege de jaren 1960 geen week voorbij of het ging over de oorlog. Oorlogen
zijn natuurlijk verschrikkelijk, maar ook fascinerend. Al snel begon ik mij ook
voor de Eerste Wereld oorlog te interesseren. Natuurlijk ging die in ons land
ook niet ongemerkt voorbij, maar we waren er niet bij betrokken. Al vrij snel
bezocht ik de velden waar die oorlog plaatsgevonden had. Van
het een komt het ander en op zeker moment kon ik ook die andere grote oorlog
niet negeren, de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), de eerste oorlog die goed
gedocumenteerd is met vele foto’s gemaakt door speciale oorlogsfotografen. In
de kern ging de oorlog om het afschaffen van de slavernij, De Noordelijken (de Union) waren voorstander, de Zuidelijken (de
Confederates) waren er tegen.
Uiteindelijk schafte president LIncoln de slavernij in 1863 af. De productie was bij deze Burgeroorlog heel belangrijk. De Noordelijken beschikten over een grote industrie en de Zuidelijken kwamen uit een agrarische wereld. Uiteindelijk moesten de Noordelijken uiteindelijk wel overwinnen. In de Tweede Wereldoorlog was het niet anders. De geallieerden produceerden 15 maal zoveel als de Duitsers, vooral door de Britse en de Amerikaanse industrie. De Tweede Wereldoorlog werd in feite gewonnen door fabrieken. Industrie Ik
heb altijd interesse gehad in de manier waarop iets wordt gemaakt. Als tiener
kreeg ik eens een tijdschrift ‘Natuur en techniek’ in handen en daarin stond
een artikel over de Amerikaanse autofabrieken. Dat triggerde mijn belangstelling
voor de industrie. Zelf
was ik ook wel iemand die het leuk vond om iets in veelvoud te maken. Zo heb ik
als middelbare scholier een partij klokken van de gasfabriek gekocht omdat de
oude gaslantaarns weggehaald waren. Die klokken zaten
in de gas lantaarns en bedienden een kraantje dat de gastoevoer naar het
brandertje met gaskousje regelde. Die klokken bouwde ik in kastjes. De zender in Lopik was lang de enige televisie zender in ons land -op kanaal 4. Tot 1966 moesten we het in Den Helder met Nederland 1 doen dat via een hulp zender op de vuurtoren (de Lange Jaap) naar Den Helder en Texel werd gestraald -op kanaal 10. Ongeveer in 1965 kwam Nederland 2 en dat kon je alleen met een heel hoge antenne op kanaal 27 ontvangen. Daarom kwam er in 1966 een nieuwe televisie zender in de Wieringermeer. Dat signaal was sterk en een kleine antenne was meer dan voldoende. Ik heb er een ontworpen en er een flink aantal van gebouwd en verkocht. Dat produceren deed ik in kleine series met mallen -dankzij dat artikel in ‘Natuur en techniek’. En
dit soort dingen heb ik daarna nog vaker gedaan, zoals een serie van 10 stereo versterkers (toen
net opkomend) en talloze printjes met een schakeling om met behulp van een korte
golf ontvanger en een PC foto’s en weerkaarten te kunnen ontvangen,
evenals berichten van persbureaus. Ook dat deed ik in series. En
ik heb veel fabrieken bezocht. Bij VW in Wolfsburg heb ik de Golf zien bouwen,
in Emden de VW Passat, in Salzgitter de VW motoren, in Heerhugowaard de
Monta boekenrekken, zonnebanken en chocolade decoraties bij Dobla. In Den Helder de broodfabrieken
van Strabo en Bruinsma. In
het Verenigd Koninkrijk spinnerijen van wol en katoen, weefmachines en meer. Stoommachines Eind
1957 reden wij, mijn ouders en broertjes, van een weekje bij oma in Hoorn met de
trein terug naar Krommenie. In Zaandam moesten wij overstappen. Op dit stukje
reed bij hoge uitzondering de stoomtrein,
de ‘boottrein’ uit Enkhuizen. Prachtig om zo’n grote locomotief te zien.
Binnen was gas verlichting en aan zijkant van de banken zat een knop om de stoomverwarming te regelen.
Stoomlocs waren mij niet onbekend, want toen ik nog een
kleuter was, reed ik met mijn moeder in 'Bello' van Alkmaar naar Bergen en bij
oma achter was in de verte de spoorlijn naar Enkhuizen (en ook Medemblik) te
zien. Vooral ’s winters was het een prachtig gezicht om ze in de sneeuw te
zien rijden, een grote witte pluim achterlatend. Stoom
heeft me sindsdien altijd erg geïnteresseerd. Maar in Nederland zijn we altijd van
snel opruimen, dus ik heb hier toen erg weinig draaiende stoommachines gezien.
Dat was pas mogelijk toen ik voor het eerst in Engeland kwam. Later is het
allemaal wel goed gekomen in ons land, want op allerlei festivals kunnen we in ons land
tegenwoordig nog steeds
stoomlocs, stoomwalsen, stoomslepers en locomobielen in werking zien. Ik ben 10 jaar vrijwilliger geweest
bij het stoommachinemuseum in Medemblik. Mijn doel was, om meer over die machines te
weten te komen en dat is ruimschoots gelukt, mag ik wel zeggen Het
gebruik van stoomkracht is ook sterk verbonden met de industrie. De stoommachine
maakte het mogelijk om de industrialisatie een flinke boost te geven. Fabrieken
waren niet meer afhankelijk van waterkracht, want nu kon men overal een fabriek
opzetten. Maar terugkijkend begonnen toen ook onze Hans Walrecht
|