Deel 1a Van eiland tot vasteland

Nederland is een land dat bijna zo laag is als de zee. Stromingen en stormen hebben het land steeds veranderd. Er bestaat geen goede kaart van Nederland in de Romeinse tijd, maar als die zou bestaan, zouden we een heel ander beeld van Nederland te zien krijgen dan we nu kennen. De Waddeneilanden waren er nog niet en alleen het kleine meer Flevo lijkt nog iets op de latere Zuiderzee (nu IJsselmeer), met links het tegenwoordige Noord-Holland. Nederland bestond bijna helemaal uit vast land dat tegen het geweld van de zee beschermd werd door een brede duinenrij, waarachter moerassen, bossen en veengebieden lagen. Omdat alles niet zo goed werd opgeschreven, zijn er veel tegenstrijdige berichten over de grote rampen.

In 839 en 863 zijn er bijvoorbeeld grote overstromingen geweest, maar er zullen in die eerste duizend jaar van onze geschiedenis wel meer stormen en stormvloeden zijn geweest die alle tezamen hun vernielend werk hebben gedaan en die meewerkten aan het ontstaan van de Waddeneilanden en de vele watergebieden in onze provincie.

In ieder geval zien wij een heel ander Noord-Holland op de kaart die in 1865 door Mr. G. de Vries werd samengesteld naar gegevens uit het jaar dertienhonderd.

De duinenrij is op verschillende plaatsen doorbroken, zodat het vasteland van onze provincie eindigde bij Pethem bi der Zipe.

Wat de juiste vorm en ligging van de eilanden betreft is deze kaart niet echt betrouwbaar.
De gaten in de duinenrij waren niet even breed en diep als de zeegaten tussen de Waddeneilanden van nu. Het is waarschijnlijk dat deze gaten bij eb nog geheel droogvielen en men dan te voet van het ene naar het andere eiland kon komen. Dat kan men trouwens afleiden uit een mededeling uit het jaar 1148, waarin staat dat men in dat jaar Texel en Wieringen nog te voet kon bereiken. Een eeuw later ging men nog te voet "van Medemblik of Enkhuizen tot Stavoren in Vriesland over het land genaamd Kreil, doch de gaten van Texel en het Vlie wijder wordende is in het jaar 140O of daaromtrent vrije vaart in de Zuiderzee gekomen dat maar een sloot placht te wezen".
(dit komt uit een oud geschrift).

Het dorp Huisduinen dat in het begin van de achtste eeuw werd gesticht, lag op een eiland. In ieder geval bestond het dorp in het jaar 866 want toen kwam het voor op de lijst van kerkelijke goederen, de "blaffert" van de Utrechtse St. Maartenkerk.

Het eiland Huisduinen heeft altijd strijd tegen de zee moeten voeren. Er waren nog geen dijken, tenminste niet van het soort dat wij nu kennen. Dat was ook niet nodig, want in de Romeinse tijd lag ons land ten opzichte van de zeespiegel ongeveer twee meter hoger dan nu het geval is. Een aarden wal was toen voldoende. Toch raakten de eilandbewoners hun eiland stukje voor stukje kwijt aan de zee.

De dijken, en dus ook de Helderse zeewering, hebben een hele geschiedenis achter de rug. De eerste die door mensenhanden werden gelegd waren tamelijk lage wallen van aarde of zand, die aan de buitenzijde hoogstens met plaggen waren belegd. De grond werd in die tijd nog vervoerd met burries, op dezelfde manier als de kaasdragers van de Alkmaarse kaasmarkt dat nu nog met kaas doen. Later, in de veertiende eeuw, werden wierriemen gelegd, waarbij de dijk versterkt werd met wierzoden: vette klei met de wortels van wier. Hiervan is bijvoorbeeld de latere naam "Wierhoofd" afkomstig.
Door het steeds meer zakken van het land waren ook spoedig deze
dijken niet meer voldoende. Zij waren niet tegen het geweld van de zee bestand. Alleen daar waar een breed strand was, bleven de dijken gespaard .

Als directe afscheiding tussen water en land werden ze spoedig ondermijnd en stortten in. Daarom werden er zogenaamde "krebbingen" gemaakt, rijen zware palen op korte afstand voor de wierriem. De ruimten tussen de palen werden opgevuld met stenen en sparren. Op die manier kreeg men goede golfbrekers en werd het gevaar voor ondermijnen van de dijk kleiner.

Later nog werden de paalhoofden gemaakt, rijen in zee uitstekende palen, om het strand te beschermen of om strand te winnen. Evengoed eiste de Helderse Zeewering heel wat onderhoud: tussen de Allerheiligenvloed in 1570 en 1604 moesten tussen Huisduinen en Den Helder tot viermaal toe inlaagdijken worden gelegd en dat kostte behalve veel geld ook belangrijk verlies aan buitendijks land. Inlaagdijken zijn dijken die ter beveiliging achter een bestaande dijk worden aangelegd. Dit is zo doorgegaan tot in het begin van de 18e eeuw.

Moeilijke woorden:

zeewering: dijk
plaggen: afgestoken stukken gras of heide; door de wortels blijft de grond bij elkaar
Allerheiligenvloed: extra hoog water op "Allerheiligen", 1 november dus

Terug

Verder 

www.hansonline.eu/den_helder