HET LEVEN IN DE STAD DEN HELDER
ARMOEDE
De meeste mensen waren vroeger arm. Zeker als je het vergelijkt met de tijd waar wij nu in leven. Dat gold ook voor de inwoners van Den Helder. Veel mensen hadden geen werk of te weinig werk om genoeg geld te verdienen om in leven te blijven. Voor mensen die ziek of invalide waren was het helemaal moeilijk. Met pensioen gingen de mensen nog niet. Als ze niet meer konden werken omdat ze te oud waren kregen ze ook geen geld. Ze moesten dan door hun kinderen of familieleden worden verzorgd. Maar niet alle oude of zieke mensen hadden kinderen of familieleden die voor hen konden zorgen. Om te voorkomen dat deze mensen dan dood zouden gaan van de honger waren er instellingen die voor hen zorgden. Deze instellingen werden Armenzorginstellingen genoemd of ook wel De Armenzorg. De mensen die door de armenzorg werden geholpen werden bedeelden genoemd. Er waren in Den Helder verschillende instellingen voor de armenzorg. Arme mensen die lid waren van een bepaalde kerk kregen van die kerk bedeling. Zo was er een armenzorginstelling van de Hervormde kerk en één van de katholieke kerk. Mensen die geen lid waren van een kerk kregen de bedeling van de gemeente. Dat werd burgerlijke armenzorg genoemd. De zorg bestond meestal uit een heel klein beetje geld voor de huur van een kamer of een klein huisje en om eten te kopen. In hele slechte tijden, zoals tijdens een lange strenge winter, werd er ook voedsel uitgedeeld en brandstof (vaak turf) om het huis te verwarmen en om op te koken.
Het weeshuis van Den Helder aan de Kerkgracht ± 1900. Het is gebouwd in 1851. Later is het verbouwd tot stadhuis. Nu wordt het gebruikt door verschillende bedrijven. |
WEZEN
Weeskinderen, kinderen zonder vader en moeder, gingen als ze niet door familie konden worden verzorgd naar een weeshuis. Den Helder had ook een weeshuis. Dat stond aan de Kerkgracht op nummer 1.
Ook werden deze kinderen wel bij vreemde gezinnen in huis geplaatst. Dit werd uitbesteding genoemd. Deze gezinnen kregen daar dan geld voor van de armenzorg. De mensen die het minste geld vroegen van de armenzorg kregen een kind toegewezen. Vaak waren dat zelf ook arme gezinnen die er op deze manier wat geld wilden bijverdienen.
Aan de kinderen zelf werd niet gevraagd of zij dat wel wilden.
Natuurlijk hoefde niet iedereen om geld te vragen bij de armenzorg. De meeste mensen konden wel voor zichzelf zorgen. Voor bijna iedereen gold echter dat er maar net geld genoeg was om een huisje te huren en om eten en drinken te kopen. Er waren ook wel rijke mensen in Den Helder maar dat waren er maar heel weinig.
VOEDING EN GEZONDHEID
De gezondheidstoestand van de meeste mensen was over het algemeen slecht. De mensen aten vaak te weinig en te eenzijdig voedsel. Vlees werd zelden of nooit gegeten, soms wel eens vis. Vis was goedkoop in Den Helder omdat er hier veel werd gevist. De hoofdmaaltijd voor arbeidersgezinnen bestond hoofdzakelijk uit aardappelen met azijn en mosterd en op de feestdagen met wat olie of vet. Tarwebrood, dat nu heel gewoon is, was voor de meeste mensen veel te duur om te kopen. In een verslag van de gemeenteraad van 1857 (de gemeente maakte ieder jaar een verslag over wat er het afgelopen jaar in Den Helder was gebeurd) staat te lezen:
"De geringe man kookt des middags niets dan aardappelen en spaart een overschot van de middagtafel om tot avondmaal en tot ontbijt voor de volgende dag te dienen".
De mensen werden niet zo oud als nu en veel kinderen stierven al vlak na de geboorte of op jonge leeftijd aan de een of andere ziekte. Vaak gingen mensen dood aan ziektes die nu heel gemakkelijk zijn te genezen.
Omstreeks 1840 waren er in Den Helder 3 dokters, burgerdokters genoemd. Rijke mensen konden tegen betaling altijd naar een dokter toegaan maar arme mensen hadden daar geen geld voor en stelden een bezoek vaak uit of gingen helemaal niet. Dat kwam hun gezondheid natuurlijk niet ten goede. Voor mensen die zelf helemaal geen geld hadden doordat ze geen werk hadden of te ziek of te oud waren om te werken, was er een speciale armendokter. Er kwamen veel ziektes voor in Den Helder. Hele ernstige ziektes waren malaria en cholera. Malaria komt nu bijna niet meer voor in Nederland. Het is een ziekte die eigenlijk alleen in tropische landen voorkomt. In de vorige eeuw was deze ziekte hier heel gewoon. Malaria krijg je als je door de malariamug wordt gestoken. De malariamug kwam veel voor in natte gebieden met stilstaand water. In Nederland kwam dat nog veel voor, vooral langs de kust. Medicijnen waren er toen nog niet om de ziekte te genezen. De meeste mensen gingen er dan ook dood aan. Ook cholera was een heel ernstige ziekte. Deze ziekte werd verspreid door een bacterie in vuil drinkwater. Schoon kraanwater was er nog niet in die tijd.
Pas later in de vorige eeuw en het begin van deze eeuw zijn er medicijnen ontdekt om deze ziekten te genezen
NAAR SCHOOL
Naar school gaan was in die tijd niet zo gewoon als dat het nu is. Dat kwam doordat de meeste ouders van de kinderen erg arm waren. Veel kinderen moesten werken van hun ouders, vaak op het land bij een boer of ergens anders als hulpje, om wat extra geld bij te verdienen. Zo bleef er weinig tijd over om naar school te gaan. Er was nog geen plicht om naar school te gaan zo als nu.
In 1875 waren er in Den Helder maar 6 openbare scholen en 6 bijzondere scholen. Daar zaten in totaal ongeveer 2.250 kinderen op. De kinderen moesten vaak een heel eind lopen voor ze bij de school waren. In de winter viel dat niet altijd mee. De wegen waren dan door de vorst en de regen veranderd in ware modderpoelen. Vaak was het dan onmogelijk om naar school te gaan.
De klassen waren heel groot in die tijd. Soms zaten er wel meer dan 100 kinderen in de klas. Alle kinderen zaten dan keurig in bankjes naast elkaar.
Een klas in Den Helder uit ongeveer 1925. De kinderen zitten keurig naast elkaar met de armen over elkaar. |
De meester of juf gaven dan les in rekenen, taal en godsdienst en vaak ook in geschiedenis en aardrijkskunde. De meisjes kregen daar vaak nog handwerken bij want dat was handig voor later. Zij konden dan zelf voor hun gezin de kleren verstellen of wanneer ze geld genoeg hadden stof kopen om nieuwe kleren te maken. In de klas zaten niet alleen leeftijdgenootjes maar kinderen van verschillende leeftijden.
De klassen waren nog niet ingedeeld in groepen zoals nu. Toch was er wel veel aandacht om er voor te zorgen dat de kinderen naar school gingen. Er kwamen wetten die er voor zorgden dat kinderen die jonger waren dan twaalf jaar niet mochten werken. Ze hadden dan de tijd om naar school te gaan.
Ook de armenzorg zorgde er voor dat de kinderen naar school gingen. Tegen de ouders werd gezegd dat zij geen bedeling zouden krijgen als zij hun kinderen niet naar school lieten gaan.
In de loop der jaren ging het steeds beter. In 1900 kwam er een wet die zei dat alle kinderen verplicht naar de lagere school moesten.
Er zijn in de loop der jaren steeds meer scholen in Den Helder gekomen en nu is er voor bijna iedereen wel een school in de buurt.
Terug naar het overzicht |