Deel 3c. Van dorp tot provinciestadje
De welvaart wordt groter als in 1865 de spoorweg gereed komt. De spoorweghaven aan het Bassin krijgt grote hoeveelheden goederen te verwerken. (Deze lijn loopt nu tot het overslagstation van de vuilnisdienst).
In de jaren '70 van de
negentiende eeuw begint van Den Helder de stoomvaart op Indië.
Dit is het sein tot de oprichting van een aantal
sleepbootrederijen.
De stad bloeit. In 1851 wordt het
Algemeen Weeshuis gebouwd dat later dienst doet als gemeentehuis
(zie foto). In 1853 wordt de doopsgezinde kerk aan de Kerkgracht ingewijd en in
1857 komt de gasfabriek in bedrijf. Gas was belangrijk voor de verlichting in
huizen (van rijke mensen) en de straatverlichting. In 1859 wordt de Molenbrug
gelegd. Een nieuw telegraafkantoor wordt in 1867 in gebruik
genomen.
Er wonen ruim twintigduizend mensen
in Den Helder als het jaar 1875 aanbreekt. De Nieuwstad met als
begrenzing de Jan in 't Veltstraat is in 1870 al helemaal
volgebouwd . Een tweede nieuwe wijk die tussen 1850 en 1875
verrijst, ligt tussen het Helders Kanaal, Prins Hendriklaan (zie foto) en
Spoorstraat.
In 1875 zijn de vooruitzichten niet
erg gunstig: de aanleg van het Noordzeekanaal is bijna voltooid
en niemand gelooft meer dat dit kanaal een mislukking zal worden
-behalve de jutters dan.
Als het kanaal feestelijk geopend
wordt onthouden de Helderse redacteuren zich van commentaar. Stel
je voor dat het kanaal toch niet blijkt te voldoen, dan is dit de
kans voor Den Helder.
Maar helaas voor ons, voldoet dit
kanaal wel en de voor Amsterdam bestemde schepen komen niet meer
naar Den Helder. Het aantal inklaringen loopt snel terug. In het
begin blijft nog de hoop dat de Suezboten (Indië-vaarders)
blijven, maar ook die hoop is na enkele jaren vervlogen. Dan is
het voorgoed uit met de dromen van de haven. Er is dan geen houden
meer aan en de burgers moeten proberen te redden wat er te redden
valt. Tussen 1878 en 1880 daalt het inwonertal van Den Helder van 22.030 tot 20.065; bijna tien procent van de bevolking verlaat de
stad en zodoende komt bijna tien procent van de huizen leeg te
staan. De rest van de bevolking ziet de betrekkelijke welvaart
omslaan in kale armoede. Er heerst grote werkloosheid en Den
Helder is een dode stad geworden. Dood? Nou ja , dat is ook
betrekkelijk. De vissers trekken zich van dat Noordzeekanaal
niets aan. De omzet van de visafslag stijgt steeds: de visserij wordt een belangrijke bron van inkomsten
die het
verlies van de koopvaardij voor een groot deel kan opvangen.
Terwijl de goederenhaven aan het Bassin haast niets meer te
verwerken krijgt, wordt het belang van het station steeds
groter. Miljoenen kilogrammen vis vinden via het havenplein en
spoorwegstation hun weg tot diep in Duitsland.
De vletterlieden, die vroeger de schepen assisteerden bij het binnenkomen van de haven, verzetten bij gebrek aan koopvaardijschepen de bakens; ze gaan nu aan het vissen. Deze belangrijke bron van inkomsten is Den Helder echter ook niet gegund: de Staat der Nederlanden richt in IJmuiden een eersteklas vissershaven in. En in 1897 is het zover: de vissers gaan naar IJmuiden.
In 1880 staat tien procent van de
huizen leeg, in 1888 zijn ze weer allemaal bewoond en wordt er
zelfs weer bijgebouwd. En dat komt door de marine. De marine-instellingen worden hoe langer hoe meer in Den Helder
geconcentreerd. De marine vindt het eigenlijk wel fijn dat Den
Helder geen koopvaardijhaven meer is, omdat het nu weer
marinegebied zal zijn.
De tien procent van de bevolking
die acht jaar eerder vertrok, was het ondernemende,
handeldrijvende deel van de bevolking en degenen die in hun
plaats terugkeren zijn werknemers van de werf, de mensen die
het van een vast salaris moeten hebben. Zodoende wordt Den Helder
van handelsstad met ondernemingszin een ambtenarenstad.
Dat betekent echter niet dat onze stad ingeslapen was: op het gebied van het reddingswezen worden nog steeds spectaculaire successen geboekt, de R.K. kerk aan de Nieuwstraat wordt ingewijd, de Westerkerk brandt af en wordt opnieuw opgebouwd, op 1 april 1878 wordt de vuurtoren de Lange Jaap voor het eerst ontstoken, in 1886 is fort Harsens zover gereed dat er proefschoten gelost kunnen worden (waarbij prompt de ruiten van Hotel Den Burg sneuvelen) en in 1890 wordt het badpaviljoen gesticht. Een jaar later maakt Den Helder voor het eerst kennis met de telefoon. In 1898 wordt de stoomtreindienst over de dijk van Den Helder naar Huisduinen geopend.
Fort Harssens | De stoomtram Huisduinen - Den Helder |
Moeilijke woorden:
Weeshuis:
Een gebouw waar kinderen die geen ouders meer hebben, worden opgevangen.
ambtenaren:
mensen die bij "het Rijk" werken, zoals bij de gemeente, de marine en
de Rijkswerf. In goede tijden gaat het om banen waarbij je niet zoveel verdient.
In slechte tijden heb je in elk geval altijd een baan. Dus een baan bij het Rijk
is wel veilig.
Terug |